DE BINNENHUISINRICHTING VAN HET RIEZ HERENHUIS

Foto boven links:
Rooster van de radiatorombouw van de inkomhal.

Foto boven rechts:
Hoofdingang van het Riez herenhuis.

De weelde van de binneninrichting getuigt van de status van Joachim Riez, een koopman die bedrijfsleider en uiteindelijk industrieel werd.*

Deze inrichting blijkt het resultaat te zijn van een samenwerking tussen de architect Jean-Baptiste Dewin en De Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders
De Coene. Joseph De Coene was bevriend met Jean-Baptiste Dewin, die voor andere projecten al eerder een beroep had gedaan op de befaamde firma.

Op de benedenverdieping zijn de muren van de inkomhal gelambriseerd met grijs marmer van Sainte-Anne, dat ook, na enkele treden, de radiatoren verbergt die hun warmte uitstralen doorheen kleine geometrisch versierde koperen roosters, waarin kleine deurtjes met een gestileerde bloemendecoratie zijn geïntegreerd.

Een dubbele deur geeft toegang tot de grote hal van waaruit een eiken trap naar de eerste verdieping leidt. De stijlen van de trapleuning zijn verticaal verlengd met ovale vormen die doen denken aan die van een eikel, waarvan zelfs de kop wordt gesuggereerd. De vloeiende lijnen zouden kunnen verwijzen naar het glas-in-loodmotief dat we later zullen bespreken. Deze eikelvorm zou een discrete signatuur van de firma De Coene kunnen zijn, die vaak werd aangeduid door dit symbool.

Het hoogtepunt van de trappenhal is uiteraard het glas-in-loodraam in de grote verticale glazen overkapping, dat oorspronkelijk voor een natuurlijke lichtinval zorgde. Sinds de uitbreidingen van 1992 laat het glas-in-loodraam geen natuurlijk licht meer door en werd daarom achtergrondverlichting door een elektrisch systeem voorzien.

* Dit zijn de opeenvolgende titels van Joachim Riez die voorkomen in de Almanakken van de handel en de industrie die werden geanalyseerd om meer informatie te vinden over zijn carrière. https://archief.brussel.be/almanakken.

Het centrale motief van het glas-inloodraam is een grote fontein met een symmetrische waterstroom. Dit soort motief is kenmerkend voor de art-decostijl, vooral in het kielzog van de Internationale Tentoonstelling van Moderne Decoratieve en Industriële Kunsten in Parijs in 1925, waar de bezoekers een indrukwekkende 15 meter hoge lichtgevende fontein van René Lalique konden aanschouwen.

De fontein van René Lalique op de Tentoonstelling van Parijs in 1925. © coll. Art Déco de Reims et des Villes du Grand-Est.

Op de eerste verdieping zijn het salon en de eetkamer de belangrijkste kamers van het huis. Hier bereikt de aandacht voor detail zijn hoogtepunt.

Aangezien wij niet beschikken over de oorspronkelijke plattegronden van de eerste verdieping van het gebouw, is het moeilijk te achterhalen welke van de twee praalkamers als salon en welke als eetkamer werd gebruikt. We kunnen ongetwijfeld aannemen dat de eerste via de trap bereikbare kamer de eetkamer was, aangezien deze zich het dichtst bij de keuken bevindt. Vandaag is dit vertrek als salon ingericht. Aan weerszijden van de marmeren schouw, waarvan de mantel met hout is bekleed, bevinden zich twee buffetkasten, waarvan de sleutels de signatuur “De Coene Frères Courtrai” dragen. De deurplaten van deze buffetkasten zijn uit brons vervaardigd en versierd met spiraalmotieven die ook kenmerkend zijn voor De Coene’s makelij.

Deurplaten met spiraalmotieven en sleutel met de inscriptie “De Coene Frères Courtrai”.

Dubbele deur die toegang verleent tot een van de praalkamers op de eerste verdieping. De deuren zijn versierd met horizontale glas-in-loodlijsten beschilderd met bloemenmotieven. De deurhendels aan de woon- en halzijde zijn opzettelijk verschillend, om ze te laten passen in het decor.

Grote hal en hoofdtrap en een detailfoto van de beginstijl van de hoofdtrap.

De onderkant van de muren heeft dezelfde houten lambrisering als de schoorsteenmantel en de buffetkasten. De muren zijn verdeeld in secties die van elkaar gescheiden zijn door sierlijsten in houtsnijwerk.

Het centrale deel van de kamer heeft een hoger plafond, waardoor de aandacht wordt getrokken op een prachtige kroonluchter met een bronzen structuur bestaande uit stukken gegoten en geperst glas met gestileerde bloemenmotieven, die ook door De Coene werden vervaardigd. Aan weerszijden van deze centrale ruimte zijn de plafonds lager, wat een gevoel van evenwicht en veel intimiteit in de kamer creëert.

Hier hebben de koperen radiatorafdekkingen niet alleen geometrische decoraties maar ook medaillons met afbeeldingen van jonge vrouwen in profiel die gestileerde bloemen dragen. Overal op de eerste verdieping, in de vensterimposten, roepen glas-in-loodramen in fonkelende kleuren manden met fruit en bloemen op, motieven die ook zeer aanwezig waren in het kielzog van de tentoonstelling van 1925.

 

De eigenaars hebben er bewust voor gekozen om het gebouw in de geest van die tijd in te richten, met name met meubilair van Jacques Adnet (1900-1984) en Jules Leleu (1883-1961), twee Franse ontwerpers en decorateurs die vooral bekend waren in het art-decotijdperk.

De verlichtingsarmaturen op de overloop en de lampen in sommige kantoren zijn afkomstig uit de Ateliers Jean Perzel in Parijs, die sinds 1923 de traditie van de productie van verlichtingssystemen met verfijnde vormgeving hebben voortgezet.

Haard van de eetkamer met zijn twee zijdelingse buffetkasten.

Zicht op de eetkamer, dat vandaag een salon is.

Zicht op het salon, dat vandaag een kantoor is.

Ruimte onder het dak op de tweede verdieping, net een abstract kunstwerk.

Het salongedeelte in de hoek, vandaag ingericht als kantoor, geniet van een uitstekende lichtinval. Onder de vensterbanken in geel Sienna-marmer zien we op de radiatorombouw in het midden gestileerde bloemendecoraties. De kroonluchter met hetzelfde type versiering is waarschijnlijk ook afkomstig uit de ateliers van De Coene.

Sinds 2003 werden de muren van de twee praalkamers en de bordessen behandeld door Marianne De Wil, die gespecialiseerd is in decoratieve schildertechnieken. De eigenaars stonden haar toe inspiratie te putten uit het pand en het werk van Jean-Baptiste Dewin om een origineel interieur te creëren dat doet denken aan de Weense secessie en art deco.

De ontdekking van foto’s die vóór de restauratie van het gebouw zijn genomen, heeft aan het licht gebracht dat de muren van de praalkamers oorspronkelijk versierd moeten zijn geweest met een op leer lijkende decoratie in verguld goudreliëf. Mogelijk was het een verguld papierstuc – oftewel carton-pierre – een typisch product van de firma De Coene, die al vroeg een methode had gevonden om papierpulp te mengen met klei en kalkzand.

Hier kan een link worden gelegd met het art-decosalon van het hotel De Castillion in Brugge, een realisatie van de firma De Coene (1934). Rondom een dubbele spiegel vinden we er een decoratie in verguld papierstuc terug. De kroonluchter is identiek aan die in het Riez herenhuis.

Art-decosalon van het Hotel De Castillion in Brugge. Foto van de auteur (2022).

Receptie bij de firma CDA in 1982 in aanwezigheid van de voorzitter van CDA, Philippe Clément (toespraak), mevrouw Irène de Molinari De Frenne, dochter van de stichter van CDA (zittend links), André de Molinari (directeur, tweede van links) en Christiane de Molinari- Deschamps (laatste van rechts). Op de achtergrond zien we de haard en de muren bedekt met deze vergulde decoratie die aan leer doet denken, maar waarschijnlijk van papierstuc is gemaakt.

Vanaf het trapbordes gaat men naar de keuken, die ook toegankelijk is via de diensttrap. De keuken is het summum van huiselijk comfort, licht en conservering. Hier is het hout van de parketvloeren en lambriseringen vervangen door keramische tegels, die gemakkelijker te onderhouden zijn. Grijstinten overheersen, met stroken in kleine zwartwit dambordkeramiek die doet denken aan de Weense secessie en ritme in de ruimte schept. 

Op ooghoogte, op regelmatige afstanden, voegen langwerpige palmmotieven in licht reliëf een decoratieve dimensie toe. Dezelfde motieven zijn ook terug te vinden in de grote gekleurde glazen overkapping aan de achterzijde van de kamer. De waterpomp, de radiator met geïntegreerde bordenwarmer, de bijzettafel met bel voor de dienstbodes en het ingebouwd meubilair zijn allemaal nog aanwezig. Het fornuis komt uit het eerste CDA-hoofdkantoor.

Glas-in-loodraam achteraan in de keuken.

Plan 1 links, plan 2 rechts

Laten we eens een blik werpen op de binneninrichting van het herenhuis. Hiervoor maken we gebruik van een plan van het gelijkvloers uit het dossier van de eerste vergunning* (plan 1) en een plan van de tweede verdieping (met inbegrip van een klein deel van de eerste verdieping en de kelders) dat bij de aanvraag voor de tweede vergunning** was gevoegd (plan 2). Een volledige plattegrond van de eerste verdieping is echter niet beschikbaar, maar de decoraties zijn zo goed bewaard gebleven dat de indeling van de ruimte gemakkelijk te begrijpen is.

Het gelijkvloers (plan 1) is georganiseerd rond een centrale hal (1), van waaruit de hoofdtrap naar de eerste verdieping leidt. Vandaag zijn alle ruimten ingericht als kantoren en werd de binnenplaats uitgebreid. Aan de kant van de Henri Hollevoetlaan was de ruimte rond de ingang, gevolgd door de diensttrap (2), kennelijk oorspronkelijk voorbehouden voor de garage en het chauffeursverblijf. Aan de andere kant gaf de ruimte die apart toegankelijk was via de deur aan de Jubelfeestlaan 88 (3), toegang tot kantoren die waren ingenomen door de Compagnie Industrielle du Rupel, een eetkamer en een keuken.

Op de eerste verdieping, waarvan we geen volledige plattegrond hebben, verbindt een groot centraal bordes, op de hoek en aan de kant van de Jubelfeestlaan, de suite die gevormd wordt door het salon en de eetkamer.

Aan de kant van de Henri Hollevoetlaan, bereikbaar via de diensttrap (2), bevindt zich de grote keuken waar waarschijnlijk ook de maaltijden van het personeel werden geserveerd. Tenslotte, aan de kant van de Jubelfeestlaan, bevinden zich slaapkamers en een badkamer, met een bureau, een naaikamer en een logeerkamer (4, plan 2).

De tweede verdieping (plan 2), de dakzolder, fungeerde bijna volledig als een onafhankelijke flat, toegankelijk vanaf de ingang aan de Jubelfeestlaan 88 (3). Het gedeelte boven de garage (gelijkvloers) en de keuken (eerste verdieping) is daarentegen duidelijk gescheiden van deze aparte flat en vormt een verlengstuk van het prestigieuze appartement op de eerste verdieping, dat bereikbaar is via de diensttrap (2). Men vindt er een dienstbodekamer, een garderobe die waarschijnlijk was bestemd voor de kleren van de huismeesters, en een diensttoilet.

Tenslotte blijkt uit de plattegrond van de kelderverdieping (5, plan 2) dat deze verdeeld was in kolen- en voorraadkelders bestemd voor de Compagnie Industrielle du Rupel en de huurder van de tweede verdieping. Dit is mogelijk het bewijs dat Joachim Riez dit prestigieuze huis liet bouwen toen hij op het punt stond zijn nieuwe functie als bestuurder en algemeen directeur van het bedrijf op te nemen.

* Gemeentearchief Sint-Jans-Molenbeek, Urbanisme 14796.
** Gemeentearchief Sint-Jans-Molenbeek, Urbanisme 15356.

Plan 1.

Plan van de benedenverdieping van het pand dat gebouwd werd op de hoek van de Jubelfeestlaan en de Henri Hollevoetlaan (december 1926). Gemeentearchief van Sint-Jans-Molenbeek, Urbanisme 14796.

1. Centrale hal en belangrijkste trappenhal.
2. Ingang en diensttrap.
3. Ingang van de kantoren van de Compagnie Industrielle du Rupel en trap die leidt naar het appartement op de tweede verdieping.

Plan 2.

Plan van de tweede verdieping ingediend met het oog op het verkrijgen van de tweede vergunning waarbij enkele wijzigingen aan de eerste aanvraag werden aangebracht (1927). Gemeentearchief van Sint-Jans-Molenbeek, Urbanisme 15356.

2. Diensttrap en kamer van de dienstmeid.
3. Trap die leidt naar het appartement op de tweede verdieping.
4. Naaikamer en gastenkamer op de eerste verdieping.
5. Plan van de kelderverdieping waar de Compagnie Industrielle du Rupel was gevestigd.

Foto: Hoofdingang van het Riez herenhuis.

De weelde van de binneninrichting getuigt van de status van Joachim Riez, een koopman die bedrijfsleider en uiteindelijk industrieel werd.*

Deze inrichting blijkt het resultaat te zijn van een samenwerking tussen de architect Jean-Baptiste Dewin en De Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders De Coene. Joseph De Coene was bevriend met Jean-Baptiste Dewin, die voor andere projecten al eerder een beroep had gedaan op de befaamde firma.

Op de benedenverdieping zijn de muren van de inkomhal gelambriseerd met grijs marmer van Sainte-Anne, dat ook, na enkele treden, de radiatoren verbergt die hun warmte uitstralen doorheen kleine geometrisch versierde koperen roosters, waarin kleine deurtjes met een gestileerde bloemendecoratie zijn geïntegreerd.

Een dubbele deur geeft toegang tot de grote hal van waaruit een eiken trap naar de eerste verdieping leidt. De stijlen van de trapleuning zijn verticaal verlengd met ovale vormen die doen denken aan die van een eikel, waarvan zelfs de kop wordt gesuggereerd. De vloeiende lijnen zouden kunnen verwijzen naar het glas-in-loodmotief dat we later zullen bespreken. Deze eikelvorm zou een discrete signatuur van de firma De Coene kunnen zijn, die vaak werd aangeduid door dit symbool.

* Dit zijn de opeenvolgende titels van Joachim Riez die voorkomen in de Almanakken van de handel en de industrie die werden geanalyseerd om meer informatie te vinden over zijn carrière. https://archief.brussel.be/almanakken.

Rooster van de radiatorombouw van de inkomhal.

Het hoogtepunt van de trappenhal is uiteraard het glas-in-loodraam in de grote verticale glazen overkapping, dat oorspronkelijk voor een natuurlijke lichtinval zorgde. Sinds de uitbreidingen van 1992 laat het glas-in-loodraam geen natuurlijk licht meer door en werd daarom achtergrondverlichting door een elektrisch systeem voorzien.

Het centrale motief van het glas-inloodraam is een grote fontein met een symmetrische waterstroom. Dit soort motief is kenmerkend voor de art-decostijl, vooral in het kielzog van de Internationale Tentoonstelling van Moderne Decoratieve en Industriële Kunsten in Parijs in 1925, waar de bezoekers een indrukwekkende 15 meter hoge lichtgevende fontein van René Lalique konden aanschouwen.

De fontein van René Lalique op de Tentoonstelling van Parijs in 1925. © coll. Art Déco de Reims et des Villes du Grand-Est.

Op de eerste verdieping zijn het salon en de eetkamer de belangrijkste kamers van het huis. Hier bereikt de aandacht voor detail zijn hoogtepunt.

Aangezien wij niet beschikken over de oorspronkelijke plattegronden van de eerste verdieping van het gebouw, is het moeilijk te achterhalen welke van de twee praalkamers als salon en welke als eetkamer werd gebruikt. We kunnen ongetwijfeld aannemen dat de eerste via de trap bereikbare kamer de eetkamer was, aangezien deze zich het dichtst bij de keuken bevindt. Vandaag is dit vertrek als salon ingericht. Aan weerszijden van de marmeren schouw, waarvan de mantel met hout is bekleed, bevinden zich twee buffetkasten, waarvan de sleutels de signatuur “De Coene Frères Courtrai” dragen. De deurplaten van deze buffetkasten zijn uit brons vervaardigd en versierd met spiraalmotieven die ook kenmerkend zijn voor De Coene’s makelij.

Deurplaten met spiraalmotieven en sleutel met de inscriptie “De Coene Frères Courtrai”.

Dubbele deur die toegang verleent tot een van de praalkamers op de eerste verdieping. De deuren zijn versierd met horizontale glas-in-loodlijsten beschilderd met bloemenmotieven. De deurhendels aan de woon- en halzijde zijn opzettelijk verschillend, om ze te laten passen in het decor.

Grote hal en hoofdtrap en een detailfoto van de beginstijl van de hoofdtrap.

De onderkant van de muren heeft dezelfde houten lambrisering als de schoorsteenmantel en de buffetkasten. De muren zijn verdeeld in secties die van elkaar gescheiden zijn door sierlijsten in houtsnijwerk.

Het centrale deel van de kamer heeft een hoger plafond, waardoor de aandacht wordt getrokken op een prachtige kroonluchter met een bronzen structuur bestaande uit stukken gegoten en geperst glas met gestileerde bloemenmotieven, die ook door De Coene werden vervaardigd. Aan weerszijden van deze centrale ruimte zijn de plafonds lager, wat een gevoel van evenwicht en veel intimiteit in de kamer creëert.

Hier hebben de koperen radiatorafdekkingen niet alleen geometrische decoraties maar ook medaillons met afbeeldingen van jonge vrouwen in profiel die gestileerde bloemen dragen. Overal op de eerste verdieping, in de vensterimposten, roepen glas-in-loodramen in fonkelende kleuren manden met fruit en bloemen op, motieven die ook zeer aanwezig waren in het kielzog van de tentoonstelling van 1925.

 

De eigenaars hebben er bewust voor gekozen om het gebouw in de geest van die tijd in te richten, met name met meubilair van Jacques Adnet (1900-1984) en Jules Leleu (1883-1961), twee Franse ontwerpers en decorateurs die vooral bekend waren in het art-decotijdperk.

De verlichtingsarmaturen op de overloop en de lampen in sommige kantoren zijn afkomstig uit de Ateliers Jean Perzel in Parijs, die sinds 1923 de traditie van de productie van verlichtingssystemen met verfijnde vormgeving hebben voortgezet.

Haard van de eetkamer met zijn twee zijdelingse buffetkasten.

Zicht op de eetkamer, dat vandaag een salon is.

Zicht op het salon, dat vandaag een kantoor is.

Ruimte onder het dak op de tweede verdieping, net een abstract kunstwerk.

Het salongedeelte in de hoek, vandaag ingericht als kantoor, geniet van een uitstekende lichtinval. Onder de vensterbanken in geel Sienna-marmer zien we op de radiatorombouw in het midden gestileerde bloemendecoraties. De kroonluchter met hetzelfde type versiering is waarschijnlijk ook afkomstig uit de ateliers van De Coene.

Sinds 2003 werden de muren van de twee praalkamers en de bordessen behandeld door Marianne De Wil, die gespecialiseerd is in decoratieve schildertechnieken. De eigenaars stonden haar toe inspiratie te putten uit het pand en het werk van Jean-Baptiste Dewin om een origineel interieur te creëren dat doet denken aan de Weense secessie en art deco.

De ontdekking van foto’s die vóór de restauratie van het gebouw zijn genomen, heeft aan het licht gebracht dat de muren van de praalkamers oorspronkelijk versierd moeten zijn geweest met een op leer lijkende decoratie in verguld goudreliëf. Mogelijk was het een verguld papierstuc – oftewel carton-pierre – een typisch product van de firma De Coene, die al vroeg een methode had gevonden om papierpulp te mengen met klei en kalkzand.

Hier kan een link worden gelegd met het art-decosalon van het hotel De Castillion in Brugge, een realisatie van de firma De Coene (1934). Rondom een dubbele spiegel vinden we er een decoratie in verguld papierstuc terug. De kroonluchter is identiek aan die in het Riez herenhuis.

Art-decosalon van het Hotel De Castillion in Brugge. Foto van de auteur (2022).

Receptie bij de firma CDA in 1982 in aanwezigheid van de voorzitter van CDA, Philippe Clément (toespraak), mevrouw Irène de Molinari De Frenne, dochter van de stichter van CDA (zittend links), André de Molinari (directeur, tweede van links) en Christiane de Molinari- Deschamps (laatste van rechts). Op de achtergrond zien we de haard en de muren bedekt met deze vergulde decoratie die aan leer doet denken, maar waarschijnlijk van papierstuc is gemaakt.

Vanaf het trapbordes gaat men naar de keuken, die ook toegankelijk is via de diensttrap. De keuken is het summum van huiselijk comfort, licht en conservering. Hier is het hout van de parketvloeren en lambriseringen vervangen door keramische tegels, die gemakkelijker te onderhouden zijn. Grijstinten overheersen, met stroken in kleine zwartwit dambordkeramiek die doet denken aan de Weense secessie en ritme in de ruimte schept. 

Op ooghoogte, op regelmatige afstanden, voegen langwerpige palmmotieven in licht reliëf een decoratieve dimensie toe. Dezelfde motieven zijn ook terug te vinden in de grote gekleurde glazen overkapping aan de achterzijde van de kamer. De waterpomp, de radiator met geïntegreerde bordenwarmer, de bijzettafel met bel voor de dienstbodes en het ingebouwd meubilair zijn allemaal nog aanwezig. Het fornuis komt uit het eerste CDA-hoofdkantoor.

Glas-in-loodraam achteraan in de keuken.

Plan 1

Laten we eens een blik werpen op de binneninrichting van het herenhuis. Hiervoor maken we gebruik van een plan van het gelijkvloers uit het dossier van de eerste vergunning* (plan 1) en een plan van de tweede verdieping (met inbegrip van een klein deel van de eerste verdieping en de kelders) dat bij de aanvraag voor de tweede vergunning** was gevoegd (plan 2). Een volledige plattegrond van de eerste verdieping is echter niet beschikbaar, maar de decoraties zijn zo goed bewaard gebleven dat de indeling van de ruimte gemakkelijk te begrijpen is.

Het gelijkvloers (plan 1) is georganiseerd rond een centrale hal (1), van waaruit de hoofdtrap naar de eerste verdieping leidt. Vandaag zijn alle ruimten ingericht als kantoren en werd de binnenplaats uitgebreid. Aan de kant van de Henri Hollevoetlaan was de ruimte rond de ingang, gevolgd door de diensttrap (2), kennelijk oorspronkelijk voorbehouden voor de garage en het chauffeursverblijf. Aan de andere kant gaf de ruimte die apart toegankelijk was via de deur aan de Jubelfeestlaan 88 (3), toegang tot kantoren die waren ingenomen door de Compagnie Industrielle du Rupel, een eetkamer en een keuken.

Op de eerste verdieping, waarvan we geen volledige plattegrond hebben, verbindt een groot centraal bordes, op de hoek en aan de kant van de Jubelfeestlaan, de suite die gevormd wordt door het salon en de eetkamer.

Plan 2

Aan de kant van de Henri Hollevoetlaan, bereikbaar via de diensttrap (2), bevindt zich de grote keuken waar waarschijnlijk ook de maaltijden van het personeel werden geserveerd. Tenslotte, aan de kant van de Jubelfeestlaan, bevinden zich slaapkamers en een badkamer, met een bureau, een naaikamer en een logeerkamer (4, plan 2).

De tweede verdieping (plan 2), de dakzolder, fungeerde bijna volledig als een onafhankelijke flat, toegankelijk vanaf de ingang aan de Jubelfeestlaan 88 (3). Het gedeelte boven de garage (gelijkvloers) en de keuken (eerste verdieping) is daarentegen duidelijk gescheiden van deze aparte flat en vormt een verlengstuk van het prestigieuze appartement op de eerste verdieping, dat bereikbaar is via de diensttrap (2). Men vindt er een dienstbodekamer, een garderobe die waarschijnlijk was bestemd voor de kleren van de huismeesters, en een diensttoilet.

Tenslotte blijkt uit de plattegrond van de kelderverdieping (5, plan 2) dat deze verdeeld was in kolen- en voorraadkelders bestemd voor de Compagnie Industrielle du Rupel en de huurder van de tweede verdieping. Dit is mogelijk het bewijs dat Joachim Riez dit prestigieuze huis liet bouwen toen hij op het punt stond zijn nieuwe functie als bestuurder en algemeen directeur van het bedrijf op te nemen.

* Gemeentearchief Sint-Jans-Molenbeek, Urbanisme 14796.
** Gemeentearchief Sint-Jans-Molenbeek, Urbanisme 15356.

Plan 1.

Plan van de benedenverdieping van het pand dat gebouwd werd op de hoek van de Jubelfeestlaan en de Henri Hollevoetlaan (december 1926). Gemeentearchief van Sint-Jans-Molenbeek, Urbanisme 14796.

1. Centrale hal en belangrijkste trappenhal.
2. Ingang en diensttrap.
3. Ingang van de kantoren van de Compagnie Industrielle du Rupel en trap die leidt naar het appartement op de tweede verdieping.

Plan 2.

Plan van de tweede verdieping ingediend met het oog op het verkrijgen van de tweede vergunning waarbij enkele wijzigingen aan de eerste aanvraag werden aangebracht (1927). Gemeentearchief van Sint-Jans-Molenbeek, Urbanisme 15356.

2. Diensttrap en kamer van de dienstmeid.
3. Trap die leidt naar het appartement op de tweede verdieping.
4. Naaikamer en gastenkamer op de eerste verdieping.
5. Plan van de kelderverdieping waar de Compagnie Industrielle du Rupel was gevestigd.